Samenstelling Dieci Cantanti:
Carlo Gesualdo da Venosa (1566-1613) | 1603 | Ave, dulcissima Maria |
Francis Poulenc (1899-1963) | 1939 | Quatre motets pour un temps de pénitence |
Carlo Gesualdo da Venosa | 1611 | Tristis est anima mea |
Francis Poulenc | 1959 | Laudes de saint Antoine de Padoue |
1952 | Ave verum corpus | |
Carlo Gesualdo da Venosa | 1611 | O vos omnes |
1603 | Gaudeamus omnes | |
pauze | ||
Francis Poulenc | 1944 | Un soir de neige |
Carlo Gesualdo da Venosa | 1595 | Dolcissimo sospiro |
1596 | Sparge la morte | |
Francis Poulenc | 1936 | Petites voix |
1946 | Chansons Françaises |
Een programma met alleen werken van Gesualdo di Venosa en Francis Poulenc, heeft dat enige samenhang? Er zijn immers grote verschillen tussen beide componisten. Allereerst wat betreft in de tijd, Gesualdo di Venosa leefde van 1566 tot 1613 terwijl Francis Poulenc leefde van 1899 tot 1963. Ook de landen en de maatschappelijke omgevingen waarin beiden leefden en werkten verschillen zeer. Gesualdo leefde in het Italië van de 16e eeuw waar bijna het hele leven gekleurd werd door de religie, terwijl Francis Poulenc in het wereldse Parijs van het begin van de 20ste eeuw de lichtvoetigheid van het cabaret als één van zijn invloeden omarmde. Ook op het eerste gehoor zijn beide componisten onmiddellijk te herkennen en te onderscheiden. En toch, wie zich wat langer verdiept in de muziek van deze grootheden, ontkomt niet aan de verwantschap die daaruit opklinkt.
Het belangrijkste muzikale kenmerk dat Gesualdo en Poulenc gemeen hebben is de volstrekt unieke harmonische eigenheid. Een paar samenklanken horen volstaat om hun ‘toontaal’ uit duizenden te herkennen. Daarnaast hebben beiden een ambivalente houding ten opzichte van de vernieuwingen die hun tijdgenoten in de muziek doorvoerden. Gesualdo is op harmonisch gebied een volstrekte vernieuwer en zijn tijd ver vooruit, terwijl hij in de architectuur van zijn stukken veeleer behoudend is. Hij volgde niet de weg van Monteverdi die de oude meerstemmige techniek steeds meer inruilde voor de ‘monodie’, het spelen of zingen van een solist met begeleiding van een akkoord-instrument. Poulenc hoorde in zijn jonge jaren bij de vernieuwers van de Franse muziek, maar maakte niet een ontwikkeling door zoals Strawinsky, die in zijn muzikale taal voortdurend experimenteerde.
Ook de gecombineerde interesse in wereldlijke én geestelijke muziek kan als een overeenkomst worden gezien. Gesualdo, die als kind al een intensieve muzikale opleiding had genoten, was al tijdens zijn leven zowel beroemd om zijn madrigalen op wereldlijke teksten als om zijn geestlijke muziek. Het merendeel van zijn muziek werd tijdens zijn leven in druk uitgegeven, de madrigalen zelfs in partituur, in plaats van losse stemboeken, wat gebruikelijk was in die tijd. Poulenc heeft zich in zijn jonge jaren mede laten inspireren door de muziek die hij in het Parijse uitgaansleven hoorde. Zijn stijl was lichtvoetig en onbekommerd. Pas na het tragische overlijden van een intieme vriend keerde hij terug tot de katholieke invloed uit zijn jeugd en schreef veel prachtige religieuze koorwerken.
Voor de pauze hoort u een aantal geestelijke werken van beide componisten en na de pauze komen enkele van hun wereldlijke liederen aan bod.
Jan van Zelm